Rolf inmiddels wakker geworden van de stemmen aan de tafel in de wachtruimte van de burcht, wierp de deken van schapenhuid van zich af en kroop uit zijn bed. Zijn hart klopte in zijn keel. Had hij het goed gehoord? Gaat moeder Didwien er vandoor met Balder, de kapitein van de wacht? Laat ze hem in de steek? Verdoofd door dit nare bericht bleef hij vertwijfeld op de rand van zijn bed zitten. “Rolluf, ben je al wakker?“ Een heldere jongensstem klonk buiten op het erf en drong de kamer binnen waar Rolf nog versuft om zich heen zat te kijken! “He, Rolf”, riep moeder Didwien, “Coen staat buiten op je te wachten!” Coen, zijn beste vriend had in de hooischuur geslapen en stond nu op het erf naar hem te roepen. “Rolluf, luie donder, kom onder die huiden vandaan!” Rolf moest toch een beetje grinniken! Het ging niet van harte maar hij wilde zijn vriend niet teleurstellen. “ Ik kom! Nog even geduld”, riep hij vanuit de deuropening. Rolf keek over zijn schouder naar zijnmoeder en kapitein Balder die hem vanaf de tafel gade sloegen.
Hij stapte naar buiten maar bedacht zich en ging weer naar binnen en zei: “Ik heb het al gehoord moeder. Jij en kapitein Balder gaan naar Puttensteyn en ik moet hier blijven!” Tranen welden op achter zijn ogen en bruusk draaide hij zich om en rende naar buiten, naar de waterput om zijn gezicht te wassen! “He, luie slaapkop, waar bleef je nou? De zon is al lang op. Nog even en we horen de klok de noen aankondigen!” Rolf reageerde niet en liep snel verder naar de waterput in het midden van het erf. Hij waste zijn gezicht met een emmer koud water en keek zijn vriend aan die inmiddels wat dichterbij was gekomen. “Ik heb het volste recht nog te blijven slapen “kraaienkop”. Wie werkte gisteren nog tot diep in de nacht door met het opslaan van de zakken graan? Juist ja, ikke! En wie was hem al stiekem gesmeerd om Rosafiere zogenaamd te helpen in de keuken? Juist ja, dat was jij!” “Jaloers, dat is duidelijk. Je bent gewoon jaloers Rolf.”
Hij volgde zijn vriend op de weg terug naar de wachtkamer van de motteburcht waar Rolf in een afgeschermd hoekje een eigen slaapplaats had. Coen groette kapitein Balder en Didwien die druk bezig waren met het verzamelen van allerlei persoonlijke spullen! Hij keek naar zijn vriend die inmiddels klaar was met omkleden. Rolf zei niets en zwijgend verlieten ze samen de wachtkamer van de burcht en staken de brug over naar het erf van de voorburcht. “Je hebt geboft Coen dat ik met die zakken graan achter in de schuur bezig was toen zij om hulp vroeg. Anders had ik mijn hulp aangeboden en .........!” “Ja, dan had ze jou gekozen omdat jij die pop voor haar hebt gesneden! Eigenlijk ben je een slijmbal Rolf!” “Coen, even wat anders! Kom mee, ik moet je wat vertellen.” Coen keek naar zijn vriend en merkte aan de toon en de gezichtsuitdrukking van Rolf dat hij nu geen geintjes meer moest uithalen. Dit was iets ernstigs. Kop houden en luisteren.
Van de brug gingen ze in de richting van de hooischuur waar hij met nog andere jongens had geslapen. De najaarszon scheen af en toe tussen de grote grijze stapelwolken door die zich over het landschap uitstrekten. De dorre, verkleurde bladeren van de populieren en de wilgen speelden krijgertje op het erf en een paar eksters vlogen scheldend elkaar achterna in de richting van de kerk. Ratten liepen snuffelend over het erf en verdwenen schielijk in de schuur. “Er is gedonder in Puttensteyn en nu moet de kapitein terugkomen om de heer van Putten te helpen. En moeder gaat met hem mee!” “Gedonder in Puttensteyn”, zei Coen! “ Dat is aan de overkant van de Maesch! Wat voor gedonder? Zijn het de Vlamingen weer, dan kan je de duvel erop zeggen dat het oorlog wordt! En je moeder gaat daar naar toe. Dan ga jij zeker ook mee?” “Nee, ik ga niet mee. Of beter gezegd, ik mag niet mee. Ik moet hier blijven bij boer Dricus!” “Dat is rottig voor je Rolf. Je bent dan je moeder kwijt, net als ik! Maar ik ben en blijf bij je makker. Wij blijven bij elkaar!” Hun gesprek werd onderbroken door de stem van Rosafiere, de dochter van boer Dricus. “Rolf, je moeder zoekt je. Of je even bij haar wil komen en trouwens je moet nog je soep eten. Het staat koud te worden in de keuken bij ons in de boerderij.” “Hallo Rosa, wat zie je er weer lief uit met je lange blonde haar. Moeder was zeker bij je vader?” Blozend om het complimentje, draaide zij zich om en liep terug naar de boerderij. “Kom, Rolf, je moeder wacht op je. Ze moet je iets vertellen en ik weet waar het overgaat!”! Ze rende weg. “Goed gedaan slijmbal, je hebt het weer gemaakt bij onze kleine blonde godin! |
|